Gisteren even gesproken met Michiel Stavast, de directeur van De Kade. Hij maakte een aangeslagen, doch strijdbare indruk. Was druk bezig met het maken van nieuwe toekomstplannen, samen met muziekcentrum FluXus, toen cultuurwethouder Leny Vissers belde. Dat gebeurde net voor de Zaanstedelijke begroting werd geopenbaard. Haar mededeling: de subsidie van De Kade zou worden stopgezet. En daarmee was het doodvonnis van het Zaanse poppodium getekend. Vanaf 2011 is Zaanstad de enige grote Nederlandse gemeente zonder gemeentelijk poppodium.
Bij mij roept de gang van zaken ergernis op. En verbazing. Hoe haal je het bijvoorbeeld als wethouder in je hoofd om het doodvonnis van een organisatie, waarvan een aantal mensen financieel afhankelijk is, telefonisch over te brengen? Het lijkt me van fatsoen getuigen wanneer je de vertegenwoordiger van de betreffende organisatie uitnodigt en hem face to face het slechte nieuws brengt.
Dan de timing. Nog geen twee maanden voor het nieuwe jaar begint, heeft De Kade te horen gekregen dat een nieuw jaar er niet in zit. Volgens mij kun je dat als gemeente wettelijk niet maken. En moreel is het in ieder geval verwerpelijk. De gemeente gaat ook nog eens in de fout door de subsidiewetgeving aan haar laars te lappen. Het is namelijk niet toegestaan om een langlopende subsidie in slechts veertien maanden tot nul te reduceren. Voor zo’n slooptraject staat een minimale termijn van drie jaar. (Wie de Zaanstedelijke begroting doorneemt komt overigens meer van dit soort ‘weeffoutjes’ tegen.)
De cultuurwethouder blundert zich door haar dossier. Een motie van afkeuring voor Leny Vissers lijkt me wel op z’n plaats.