Afgelopen week kwam ik hem toevallig tegen op station Zaandam. Ik had hem heel lang niet gezien en dat kwam, zei hij, door zijn verblijf in Somalië. De afgelopen twee jaar was hij daar actief als parlementariër en onder-minister, maar sinds een week leefde hij weer in zijn Zaandamse arbeiderswoninkje. Hij had in Afrika drie aanslagen overleefd en de broer van zijn vrouw was er kort geleden vermoord, maar hij kwam blijmoedig over als immer tevoren. Hij bleef, begreep ik, afwisselend in Nederland en Somalië strijden voor vrede en tegen de islamistische terreurorganisatie Al-Shabaab, die zijn geboorteland kapotmaakte. Hij lachte nog maar eens, wetend dat dit dit een levenstaak was met een onzekere afloop. Op station Sloterdijk moest ik er uit. We spraken nog snel af om binnenkort even bij te praten.
Ik moest aan hem denken toen ik thuiskwam en de berichtgeving zag over dat andere parlement, in Den Haag. Waar het debat vooral ging over de vraag of een rechts-extremist iemand ‘kabinetspoedel’ mag noemen en waar men elkaar aanspoort met de woorden: “Doe toch normaal.” Wat een geneuzel.
Giro 555