Afgelopen jaar was Meindert Fennema even te gast in Zaandam. De UVA-politicoloog en biograaf van Geert Wilders hield een lezing over de grenzen van de vrijheid van meningsuiting. Hij poneerde de stelling dat Wilders die vrijheid niet misbruikte. Voor Fennema ging iemand pas over de (wettelijke) grens als hij/zij opriep tot geweld of mensen ontmenselijkte door ze gelijk te stellen aan dieren. Toen ik hem zei dat Geert Wilders in ieder geval aan het tweede deel van zijn criterium voldeed, ontkende Fennema dat. Op mijn opmerking dat het spreken over een ‘kopvoddentax’ toch niet erg klonk als het duiden van een mens, maar dat het eerder verwees naar een dier, ging de hoogleraar helaas niet in.
Inmiddels hebben Wilders en zijn kameraden de Turkse premier Erdogan een ‘islamitische aap’ genoemd, is Job Cohen volgens hen een ‘schoothondje’ en een ‘kabinetspoedel’, waren de PvdA-kiezers ‘stemvee’ en zou Mohammed zich als een ‘varken’ hebben gedragen. Waarschijnlijk vergeet ik nog een paar classificaties, maar de teneur lijkt me duidelijk. Het is de klassieke racistische methodiek: maak van mensen beesten, dan zijn ze des te makkelijker te bestrijden.
Ik ben benieuwd of Meindert Fennema zijn mening inmiddels heeft bijgesteld.
Meindert Fennema