Een kleine twintig jaar geleden liet een vriendin me het manuscript lezen van De lokroep van de mossel, het literaire debuut van Jerry Goossens. Ik vond het plat, epigonistisch en clichématig. Dat vonden meer lezers. Na publicatie verschenen er namelijk nogal wat negatieve recensies in de bladen. En één zeer positieve. Van Ronald Giphart, ik meen in Het Parool. Giphart vond De lokroep prachtig, humoristisch en aanbevelenswaardig.
Niet zo heel lang daarna was Giphart te gast bij een van de literaire bijeenkomsten die ik organiseerde in De Groote Weiver. Ik vroeg hem of dat wel kon, een boek bespreken dat was geschreven door een van zijn beste kameraden. Giphart haperde maar heel even, en beweerde vervolgens en public dat hij objectief kon blijven, ook al waren Jerry Goossens en hij bevriend. Tijdens de borrel na afloop was hij overigens wèl zo eerlijk om te zeggen dat het hier om een vriendendienst ging.
Vorige week verscheen Hoe staat het met de liefde?, een roman van Bert Natter. Bert, Ronald en Jerry waren in hun jonge jaren zelfbenoemd lid van de ‘Utrechtse mafia’, een literaire jonge-hondenclub. Bert is nog altijd Ronalds beste vriend. En dus was Ronald Giphart niet te beroerd om in de Volkskrant een jubelende column te schrijven over Natters tweede fictiewerk. Volgens Ronald is het ‘een overweldigend, prachtig, ontroerend en buitengewoon geestig verhaal’.
Hoe het momenteel voorstaat met de liefde tussen Goossens en Giphart weet ik niet, maar die tussen Giphart en Natter is dus nog altijd dik in orde. Gelukkig vermeldde Giphart er dit keer wel bij dat hij aan vriendjespolemiek deed. Is-ie er toch op vooruit gegaan de afgelopen twee decennia.