De historicus/publicist Chris van der Heijden is bezig met de voorbereidingen van een ‘zwarte canon‘ van de geschiedenis. Volgens hem komen in de officiële canon vooral de hoogtepunten van het Nederlandse verleden aan bod, en verdwijnen de historische vlekken daarmee uit beeld. Misstanden als de jodenvervolging, de slavenhandel en de politionele acties dienen volgens hem ook een plek te krijgen in het overzicht van al die vaderlandse eeuwen.
Goed idee. En waarom zouden we het beperken tot een landelijk overzicht van de dieptepunten? Daarom presenteer ik de komende maanden op deze plek de Zaanse Zwarte Canon. Elke zondag één aflevering. Opdat we het niet voornamelijk over die mooie molens, de Zaanstreek als provisiekast en het moderne industrielandschap hebben (om maar een paar onderwerpen uit de ‘officiële’ Zaanse canon te noemen).
Vandaag deel 3: Hendrik van der Kraan.
De jodenvervolging is een van Nederlands zwartste bladzijden. En daarmee ook van de Zaanstreek, waar enkele honderden joden woonden of onderdoken die stierven in de Shoah. Symbool voor deze nietsontziende mensenjacht is Hendrik van der Kraan. In vrijwel geen enkel boek over de Zaanstreek tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt zijn naam genoemd. Toch was Van der Kraan tussen 1943 en 1945 een van de grootste jodenjagers die Nederland kende. Hoogste tijd dus om deze meedogenloze politieman wat meer aandacht te geven.
Hendrik van der Kraan (Schiedam, 13-10-1897) kwam in 1930 met zijn vrouw en vier kinderen vanuit Delft, waar hij agent was, naar Zaandam. Hij zou tot begin 1944 in de Prins Hendrikstraat 130 wonen en verhuisde daarna naar Amsterdam. Ook in Zaandam werkte Van der Kraan als politieman. Hij was een blauwe maandag lid van de SDAP, maar koos tijdens de bezetting voor de NSB. In zijn hoedanigheid als politieagent moest hij op 17 januari 1942 langs een aantal Zaandamse adressen waar joden woonden, met name op de Hogendijk. De personen op zijn looplijstje dienden die dag hun huizen te verlaten, met achterlating van bijna al hun bezittingen. Ze werden ‘geëvacueerd’ naar Amsterdam, waar ze moesten blijven tot hun deportatie naar Westerbork en vervolgens het vernietigingskamp.
Het was de eerste klus bij het uit de samenleving verwijderen van joden die Van der Kraan krijgt. Hij was overigens niet de enige. Die dag zijn er meer Zaandamse politieagenten in touw geweest die de huizen van joden moesten verzegelen en hun sleutels in beslag dienden te nemen. Een paar van hen zouden later zelfs in de illegaliteit belanden en zich tot het uiterste inspannen om joodse levens te redden. Zo niet Van der Kraan.
In 1942 werd hij geschorst bij de Zaandamse politie. Hij had een kolenhandelaar gedwongen om hem voor 2,50 gulden anthraciet te leveren, zonder bon. Zou de verkoper dat niet doen dan dreigde Van der Kraan hem een bekeuring te geven wegens prijsopdrijving. Het plan mislukte, omdat de handelaar de chantage meldde bij de hoofdcommissaris. Van der Kraan kreeg zijn congé. Hij kon vervolgens naar eigen zeggen alleen nog aan de slag bij de Zentralstelle für Jüdische Auswanderung. Deze in Amsterdam gevestigde instelling zag toe op het uit Nederland verwijderen van alle joden.
In maart 1943 vertoonden de jodendeportaties een dipje. Er werd een Colonne Henneicke gevormd, zo genoemd naar haar leider Wim Henneicke. Een groep van enkele tientallen collaborateurs werd vrijgesteld om op jodenjacht te gaan. Ze reisden het land door op zoek naar nog niet opgepakte, veelal ondergedoken joden. Daarbij werd geen enkel middel geschuwd: verraad, marteling, beloningen en bedreigingen.
Van der Kraan ontpopte zich tot een van de fanatiekste jodenjagers die Nederland heeft gekend. Volgens een naoorlogs verslag bracht hij 143 joden naar de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam, de verzamelplaats waar de slachtoffers meestal terechtkwamen alvorens naar Westerbork te worden afgevoerd. Het is een conservatieve schatting. Van der Kraan arresteerde zeker 150 en waarschijnlijk nog wel meer joden en leverde ze over aan de bewakers van de schouwburg. Ook ‘ariërs’ die werden verdacht van hulp aan joden waren bij hem niet veilig. Zo verraadde hij in 1944 de schuin tegenover hem in de Prins Hendrikstraat wonende Geertruida Pel-Groot, die een anderhalf jaar oud joods meisje in haar huis verborg, Marion Swaab. De weduwe Pel slaagde er nog wel in om het meisje te laten onderduiken bij familieleden, maar zelf werd ze een jaar later in de gaskamer van Ravensbrück om het leven gebracht.
Ook de in Koog aan de Zaan ondergedoken Cora en Max van Praag ontkwamen niet aan Van der Kraan. Tijdens de inval waarbij het echtpaar werd aangehouden vonden hij en een collega ook nog de tijd om een horloge en 800 gulden achterover te drukken. Het tekent het totale gebrek aan scrupules bij Van der Kraan.
In zijn boek Kopgeld. Nederlandse premiejagers op zoek naar joden 1943 beschrijft historicus Ad van Liempt een ander voorbeeld van diens misdadige karakter. In zijn publicatie geeft Van Liempt deze ‘foute’ Zaandamse politieman overigens het pseudoniem ‘Van der Kraal’, waarschijnlijk omdat hij geen toestemming kreeg diens echte naam te hanteren: “Collega Van der Kraal brengt in september 1943 een flink aantal arrestaties op zijn naam dankzij een vaste tipgeefster, mevrouw D. Het is nogal een treurig geval. Ze is zelf niet joods, haar man wel en die is in Rhenen gearresteerd. Hij is weliswaar gemengd gehuwd en hoeft daarom niet te worden gedeporteerd, maar hij heeft zijn moeder laten onderduiken en haar aan valse papieren geholpen. Dat maakt hem strafbaar en daarom wordt hij op 31 augustus in de Hollandsche Schouwburg binnengebracht. Zijn vrouw wil er alles aan doen om hem vrij te krijgen, en ze neemt contact op met Van der Kraal, die twee huizen van haar vandaan woont, in de Waalstraat, Amsterdam-Zuid. [Hier lijkt Van Liempt zich te vergissen. Van der Kraan verhuist pas op 4 februari 1944 van Zaandam naar Amsterdam, E.S.] Daar weet Van der Kraal wel wat op: als mevrouw D. hem aan adressen van joodse onderduikers helpt, kan hij wel proberen iets voor haar man te doen. In de Berichte komen wel vijf gevallen van afgedwongen verraad door mevrouw D. voor. Eenmaal is er zelfs een joods gezin aangegeven dat mevrouw D. bij zich in huis heeft genomen – ze heeft ze 125 gulden vooruit laten betalen. Maar het helpt niets. Van der Kraal laat haar bungelen, ze zal, ondanks haar bruikbare tips, haar man nooit meer terugzien.”
Dat laatste geldt voor bijna alle slachtoffers van Van der Kraan en de andere medewerkers van de Colonne Henneicke, zo’n 8000-9000 joden. Hendrik van der Kraan groeit uit tot verreweg de grootste premiejager van de Zaanstreek – voor elke opgepakte jood vangt hij minstens 7,50 gulden – en een van de grootste in Nederland. Zoals de Duitse Hauptsturmführer Karl Wörlein (een van de oppermannen bij de Zentralstelle) in 1943 complimenteus over hem schrijft in een intern rapport: “Momenteel werkt Van der Kraan bij de groep die ondergedoken joden opspoort; hij heeft daarbij opnieuw bewezen dat hij bereid is zich in ieder opzicht voor de Duitse belangen in te zetten. ”
Hendrik van der Kraan werd in mei 1945 opgepakt en in november 1948 door het Bijzonder Gerechtshof ter dood veroordeeld. Dat is later omgezet in een levenslange gevangenisstraf. Hij stierf uiteindelijk in het Centraal Ziekenhuis voor het Gevangeniswezen te Vught, op 14 oktober 1955.