De historicus/publicist Chris van der Heijden is bezig met de voorbereidingen van een ‘zwarte canon‘ van de geschiedenis. Volgens hem komen in de officiële canon vooral de hoogtepunten van het Nederlandse verleden aan bod, en verdwijnen de historische vlekken daarmee uit beeld. Misstanden als de jodenvervolging, de slavenhandel en de politionele acties dienen volgens hem ook een plek te krijgen in het overzicht van al die vaderlandse eeuwen.
Goed idee. En waarom zouden we het beperken tot een landelijk overzicht van de dieptepunten? Daarom presenteer ik de komende maanden op deze plek de Zaanse Zwarte Canon. Elke zondag één aflevering. Opdat we het niet voornamelijk over die mooie molens, de Zaanstreek als provisiekast en het moderne industrielandschap hebben (om maar een paar onderwerpen uit de ‘officiële’ Zaanse canon te noemen).
Vandaag deel 5: de omgang met gevangen Spaanse soldaten (1574).
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) werd er nogal wat afgevochten op Zaanse bodem. Aan beide kanten vonden gruwelijke handelingen plaats. Op 30 mei 1574 trokken drieduizend Spanjaarden vanuit Assendelft naar het oosten. Het was eerste Pinksterdag. De Spaanse troepen wilden het gebied ten oosten van de Zaan bezetten. De ene helft van het legioen veroverde in hoog tempo Purmerend en Ilpendam. De anderen probeerden bij Wormerveer de Zaan over te steken. Ze hadden in die vroege ochtend echter niet gerekend op boer Egge Haantjes en zijn meid, die op het land aan het werk waren. Ik citeer historicus J.B. Boer van der Heij, die drie eeuwen na dato wist te vertellen hoe het verder ging. “Met den vrijbuiter Goezinnen en twee of drie anderen, die bij de hand waren, trok hij [Haantjes] een praam dwars over den weg en zette die op zij. Een hunner lost een schot op den vijand, die daarop even stil staat om te beraadslagen, wat hij zal doen.” Het daardoor ontstane tijdverlies werd de Spaanse troepen noodlottig. De landbouwers kregen al snel hulp van kameraden uit Wormer en Zaandam, plus van een paar honderd Oranjegezinde ‘Staatsen’. De tegenstanders sloegen vervolgens op de vlucht, maar niet snel genoeg. Het hele stel werd in de pan gehakt. Boer van der Heij: “De Spanjaarden waren zoo moedeloos over hunnen nederlaag, dat één Staatsche soldaat vier, vijf of zes man gevangen maakte, en aan een touwtje gekoppeld te Wormer bracht.” Op tweede Pinksterdag werden ook Purmerend en Ilpendam ontzet. De plaatselijke boeren braken de laatste weerstand: “Alle gevaar vergetende, vielen zij met hunnen bijlen, messen en haken de Spanjaarden aan en maakten hen af.” Van de drieduizend belagers ‘kwamen er nauwelijks 70 terug om de treurmare te verkondigen’.
De Nederlanders hadden geen medelijden met hun gevangenen. Achthonderd Spanjaarden werden naar Hoorn vervoerd en vervolgens de Zuiderzee op gevaren. Met de handen aan elkaar gebonden werden ze overboord gezet. Bij de eerdere gevechten in Wormer sloegen Spaanse soldaten op de vlucht. Ze werden de Zaan overgezet, maar hun schepen werden tot zinken gebracht. De slachtoffers waren veelal te zwaar bepakt en/of konden niet zwemmen. Tallozen verdronken. Vijfhonderd Spanjaarden zochten een schuilplaats op een schans. De historicus J.J. Honig: “Zy lieten haar doodslaan als een hoop schapen, zonder dat iemand gevangen genomen werd of begrip had te vlugten.” Het moet de grootste slachtpartij in de Zaanse geschiedenis zijn geweest.
Westzaner Lambert Meliszoon vlucht in 1573 met zijn moeder voor de Spanjaarden