Afgelopen week zat ik met een groepje progressieve Zaankanters te brainstormen over de Kamerverkiezingen van 12 september. En daarbij vielen me twee dingen op die volgens mij symptomatisch zijn voor het linkse kiezersbestand van dit moment.
Het eerste was dat bijna al mijn tafelgenoten moeite hadden om een keus te maken. Op één na, die al geruime tijd PvdA-lid is, twijfelde iedereen welk vakje rood te maken op 12 september. Het is een geluid dat je momenteel vaak hoort. Geert Mak begon er vorige week ook al over, toen hij te gast was bij Knevel en Van den Brink. Er is geen enkele partij, zo klinkt het dan, die echt lekker in de markt ligt.
Het tweede dat opviel was dat GroenLinks volledig uit de gratie is. “Slappe hap”, vatte iemand de gemoedstoestand goed samen. Ik was de enige aanwezige die, met frisse tegenzin, overwoog om op de partij van Jolande Sap te stemmen. De anderen kozen voor de PvdA of -in grote meerderheid- de SP. Ook al gold voor die laatste partij dat de aanhangers ‘drammers’ waren, die bovendien ‘slecht luisterden’ en buitengewoon ‘rechtlijning’ waren. Een enkeling wilde nog wel uitwijken naar de Partij voor de Dieren. Maar werkelijk niemand kon met hart en verstand een partij noemen waar hij/zij enthousiast van werd.
Hoe kan het toch dat GroenLinks steeds weer beginselen bij het grof vuil zet, vaagheden debiteert, ruzie maakt en bovendien buitengewoon slechte verkiezingsposters produceert?