Het viel me tijdens de laatste verkiezingscampagne op dat relatief veel lijsttrekkers gewone-mensentaal spraken, Emile Roemer en Mark Rutte voorop. Dat was een verademing, na jaren vol Lubberiaans en Balkenends. Laten we eens een blik werpen op politieke wartaal uit den ouden doosch, toen het (ook) regelmatig mis ging. De citaten komen uit de Amsterdamse gemeenteraad.
“We moeten de stoplichten gaan opschonen.”
“Ik wil inspringen op de sandwichvraag, daarbij gaat het om levend kapitaal.”
“We gaan een pakket voorzieningen uitbouwen in een geïntegreerd pakket, en daarna gaan we aan de slag met het opbouwen van de publiciteit.”
“Dat is een conclusie die voor rekening van de trekker is.”
“Zo is het afslankingsplaatje aan de orde om nog met twee zaken door de bocht te komen.”
“Er zijn nog zeer hevige mazen in het net van de parkeerhandhaving.”
“Ik geef u de mogelijkheid de vervoersvraag op te fokken.”
“De trein verdeelt zich onder in trams en je komt verspreid op je bestemming aan.”
“Ik begrijp dat ik de tijd moet remmen.”
“Bedankt voor uw poging om uw oren in de juiste proporties te zetten.”
“Ik bespeur een vliegwieleffectaanjaagfunctie.”
“Ik wil geen lucht scheppen over niets.”
Denk niet dat de gemeenteraad van Amsterdam uitzonderlijk is of was. Eén bezoekje aan de raadszaal van Zaanstad en u heeft handenvol taalpareltjes. (Toen de gemeenteraad van Zaanstad sprak over de Zaanse canon, boog een van de volksvertegenwoordigers zich naar zijn buurman en vroeg: “Hoe ziet dat er eigenlijk uit, zo’n Zaanse kano?”)
Misschien een idee voor Dagblad Zaanstreek om jaarlijks een politieke-taalprijs uit te reiken?
hoe dan ook: het is genieten.
goed plan de politieke taalprijs.