Ruud Vreeman sprak gisteren in Dagblad Zaanstreek ware woorden. Alleen had ik die niet in eerste instantie willen vernemen van een oud-burgemeester uit de vorige eeuw, maar van de huidige burgemeester. Maar die doet er nog net iets te vaak het zwijgen toe.
Wandelend door Inverdan -gisteren officieel geopend- zag Vreeman de restanten van de voormalige synagoge en zei hij: “Waarom zit er nog steeds een belwinkel in de synagoge. Dat vind ik zo zonde.” En: “Dat megabord van de Saturn moet ook meteen weg. Dat wil je toch als winkel ook niet, je ziet de gracht niet eens.”
Over dat foeilelijke reclamebord van Saturn heb ik al eerder geschreven, over de synagoge trouwens ook. Het eerste zal waarschijnlijk niet meer verdwijnen, hoe vervelend ook. En wat het joodse gebedshuis betreft: achter de schermen wordt nog steeds hard gewerkt om dit monumentale pand in ieder geval uiterlijk terug te brengen in de staat waarin het tot de Tweede Wereldoorlog verkeerde. Dat kost tijd en dat kost vele miljoenen, maar ik heb de hoop nog niet opgegeven dat het helemaal goed komt.
Het zou allicht helpen wanneer Geke Faber tijdens haar tweede ambtstermijn (die haar wat mij betreft gegund is) zo nu en dan tegen eigenaar Dela roept dat er een eind moet komen aan de verkwanseling van de synagoge. En dat publiekelijk te herhalen. Net zo lang tot Dela overstag gaat en het gebouw voor een schappelijke prijs van de hand doet. De herstelplannen zijn al jaren gereed en er zijn belangstellenden voor de aankoop van de sjoel. Het gaat hier niet over zomaar een gebouw, maar over het inlossen van een ereschuld.
Geke, zet ‘m op. Ruud Vreeman zal je dankbaar zijn. En ik ook.