Cultuur in Zaanstad staat gelijk aan gemeentelijke bezuinigingen. Al heel lang. De cultuursector is nu eenmaal een melkkoetje. Niet alleen hier overigens. Ook andere plaatsen loeren op de bieb, de schouwburg, het poppodium en het filmhuis.
Het was daarom een verademing om op Terschelling de programmeur van het Zaantheater tegen te komen. Ze bewoog zich twee weken geleden per fiets over het eiland om Oerol-voorstellingen te bekijken (waar ik overigens toevalligerwijs ook haar directeur ontmoette). Dit festival functioneert als een kraamkamer voor de veelal betere cultuur. De programmeur pendelde begeesterd van gezelschap naar toneelgroep. Als ik me niet sterk vergis is het komend seizoen een deel van het door haar aanschouwde te zien in het Zaantheater.
Dat laatste klinkt misschien logischer dan het is. Oerol-kunst is namelijk niet altijd even makkelijk te vatten. Het is geen Tineke Schouten of André Rieu. ‘Nergens is het publiek zo stroef/als in Hippolytushoef’, zong De Dijk ooit. Goede tweede zijn waarschijnlijk de Zaankanters. Dat het Zaantheater desondanks ook in bezuinigingstijd ‘moeilijker’ – en daarmee riskanter – repertoire programmeert is te prijzen.
Laten we dat standvastige beleid belonen. Bijvoorbeeld door een kaartje te kopen voor een wat minder bekende naam uit de Zaantheater-catalogus. Veel plezier.