Ik heb in het verleden wel eens een paar woorden gewijd aan de Industrieele Groote Club, simpelweg omdat Walraven van Hall (1906-1945) daar regelmatig kwam. En aan deze Zaandamse verzetsman heb ik onder meer een boek gewijd. Voor wie de IGC niet kent: daaraan verbonden is een prachtig Amsterdams gebouw, vanuit architectonisch oogpunt. Maar wel een gebouw met een elitaire inhoud. In rond Amsterdams: het is een ballentent. Gelegen aan de Dam. Zo eentje waar alleen de elite welkom is. Na ballotage, maar dat spreekt voor zich bij een ballentent. Net zoals het voor zich spreekt dat er tot 1975 geen vrouwen welkom waren. En dat er pas 22 jaar geleden voor het eerst een vrouw dame in het bestuur belandde. Eentje, ja. We moeten natuurlijk niet overdrijven. Groenteboeren, timmermannen of ander plebs (m/v) zijn er sowieso niet welkom. Zelfs niet als uitzondering. Ze passen nu eenmaal niet in het old boys network.
De IGC is een club met kledingvoorschriften. Met voor de dames verplicht ‘klein decolleté’. Want de heren, zelf ingepakt in dwangkostuum van Oger en vergelijkbare zaken voor de snobistische medemens, dienen uiteraard wel iets te bekijken te hebben. De club heeft vanzelfsprekend een clubblad. Waarin de etiquette wordt uitgelegd. Middels citaten als: “De adel gaf de toon aan en de burgerij die in de zeventiende eeuw sterk in opkomst was, nam die regels over. Zo werd etiquette een manier van beschaafd leven.”
De IGC is sinds dit voorjaar koninklijk. Oftewel: het ene antieke inteeltinstituut geeft het andere antieke inteeltinstituut een vette tongzoen. De IGC bestaat namelijk honderd jaar. En is nog net zo belegen als in haar begindagen.
Je zal er maar lid van willen worden. Toch een beetje sneu.