Een reis door Holland was in de achttiende en negentiende eeuw niet compleet zonder een bezoek aan Zaandam. De bezienswaardigheden: Zaans-groene pandjes, molens en het Czaar Peterhuisje. What’s new?
“Zaandam staat bekend om zijn scheepswerven, en om de snelheid waarmee de schepen gebouwd worden. Het dorp is zo’n vijf kilometer lang en is al even schoon als de rest van dit land. De houten huizen zijn net zo opzichtig geverfd als in Broek [in Waterland], maar ze zijn een stuk lager en hebben prachtige geveltoppen aan de straatkant, versierd met gedraaide spitsen.”
(De Britse toerist Robert Cooper, 1785)
“De bevolking, of eigenlijk het plebs van Sardam, bestaat grotendeels uit zogenoemde patriotten, die tijdens de laatste onlusten geweigerd hebben voor de prinsgezinden te werken en die nu voor straf van hen geen werk krijgen. Het huisje waar de schepper van het Russisch despotisme gewoond heeft, is piepklein en armzalig gemeubileerd.”
(Ontdekkingsreiziger George Foster op zijn trektocht door de Lage Landen, 1790)
“Als ik hetzelfde deed als de reiziger die al de vrouwen van Bourges korzelig en roodharig noemde, omdat zijn hospita die beide talenten verenigde, zou ik niet aarzelen te beweren dat al de Zaandamse vrouwen verslaafd zijn aan drank, omdat ik de kasteleinsvrouw jenever met suiker zag drinken. Maar dergelijke gevolgtrekkingen laat ik over aan anderen. (…) Ongelooflijk is het aantal aanwezige olie-, houtzaag- en papiermolens, zowel op deze plaats als in het naburige Zaandijk, in Westzaan, Wormerveer en aan de Koog.”
(Schrijver en politicus Jacob van Lennep in zijn dagboek, 1823)
“Zaandam is wel bijzonder opmerkelijk en er is genoeg te schilderen voor een heel leven. Huizen in alle kleuren, molens bij honderden en verrukkelijke boten.”
(Claude Monet in een brief aan vriend en mede-kunstschilder Camille Pissarro, 1871)
“De Fransen kennen Zaandam onder de naam van Saardam (en verstaan dit als ‘Tsaardam’) en de oudste Parijzenaars lachen nog als zij denken aan de beroemde komische acteur Potier, die zo vermakelijk was in zijn rol van ‘burgemeester van Saardam’. Ze is charmant, deze stad, met haar steeds als nieuw uitziende huizen, waarvan de roze bakstenen in witte voegen zijn gebed en de deuren en raamkozijnen zó fris geschilderd en zó degelijk gevernist zijn dat men er zich in spiegelen kan. Zaandam heeft zijn voorname wijk: het is een brede straat waarin de wind vrij spel heeft en waarin twintig rijtuigen naast elkaar kunnen rijden. Het heeft ook zijn arme wijk, de Krimp, waar de tsaar gewoond heeft. Daar vindt men groepen groene huisjes, die per maand of per week verhuurd worden.
De tuinen van alle huizen, rijk of arm, en soms de huizen zelf zijn omringd door water, dat hier de grens vormt van ieders persoonlijk bezit. (…) De eerste gedachte die opkomt bij iemand die Zaandam daar zo rustig en koket ziet liggen, is die van een weldoende intimiteit en van de aangenaamheid van een gezinsleven dat geleid wordt verre van nerveuze gejaagdheid van het leven elders. Maar het wordt me duidelijk gemaakt dat ik me vergis: afgezien van enkele renteniers die hier vreedzaam genieten van hun inkomsten, worden de inwoners van Zaandam gedreven door een koortsachtige bedrijvigheid, die men op het eerste gezicht zeker niet zou vermoeden.”
(Charles de Coster, geestelijk vader van het romanpersonage Tijl Uilenspiegel, 1877)