De laatste dag van Jan Bonekamp

De IJmuidense verzetsman Jan Bonekamp had vandaag wellicht zijn honderdste verjaardag kunnen vieren, ware het niet dat hij op 21 juni 1944 in Zaandam het leven liet. De aanslag op de Zaandamse politiecommandant Willem Marinus Ragut werd hem fataal. Hier het verhaal van Bonekamps laatste levensdag.

Jan Brasser verstrekte meer dan eens liquidatieopdrachten aan de onder hem vallende Jan Bonekamp. De RVV-commandant: ‘Jan werd voor dat werk gevraagd omdat ie durf had, snel was en trefzeker schoot. Jan was fanatiek. Ik kwam hem wel eens tegen en dan riep ie al uit de verte tegen me: Heb je nog wat te doen? Als je me niets te doen geeft ga ik zelf, zei ie dan. En ik moet zeggen dat Jan Bonekamp regelmatig verdween en dan zelf z’n onderzoeken instelde en neerschoot wanneer het voor hem een duidelijke en dus rechtvaardige zaak was.’

Trijntje Bult uit Limmen, bij wie hij en Hannie Schaft regelmatig logeerden, typeerde Bonekamp als ‘kort aangebonden soms, altijd overal op af willen vliegen’. ‘Hij kreeg hier vaak op z’n donder van Jan Brasser als ie weer eens zonder voorkennis op eigen houtje iets had uitgehaald.’ Een andere RVV’er, Truus Menger, onderschreef dat: ‘Hij was voor alle commandanten uit de Zaanstreek een lastige knaap. Bijzonder eigengereid, maar ook erg moedig.’ Te moedig zelfs. ‘Wel een knul om mee op pad te gaan, dacht ik. Toch vond ik Hannie en Jan geen ideale combinatie. Die stille Hannie en die overmoedige, kordate Jan.’

De Zaandamse politiechef Willem Marinus Ragut (Leiden, 31-7-1897) zou Bonekamps laatste prooi worden. Het was overigens niet de eerste keer dat er op deze korpscommandant werd gemikt. Al twee maal eerder was geprobeerd een aanslag op hem te plegen. In december 1943 was het weer raak. Medewerkers van de Sicherheitspolizei voerden toen in Beverwijk een zogeheten Silbertanne-moord uit op Arbeidsbureau-medewerker Leendert Bastiaan Verdoorn (diens collega Gerard Paauw werd eveneens geraakt, maar hij overleefde de moordpoging). Het was hun antwoord op het doden van de fanatieke Beverwijkse NSB’er en SS’er Hendricus van den Bergh, enkele weken eerder. Bij toeval was Ragut getuige van de aanslag op Leo Verdoorn, een collega van Van den Bergh. Hij vermoedde een verzetsdaad, zette de achtervolging in en schoot zes keer op zijn vluchtende ‘collega’s’. Uit het politierapport: ‘De daders verdwenen daarop achter de huizen langs in de richting van de Zeestraat. Hij [Ragut] deelde tevens mede, dat hij persoonlijk ook door zijn overjas was geschoten. In de overjas zat een gat in de linker- en rechterpand en eveneens in de gulp van zijn bovenbroek.’ Een volgende poging om de korpschef uit te schakelen, op 21 juni 1944, slaagde wel, zij het dat de te betalen tol hoog was. Het zou de bekendste aanslag op een nazi-collaborateur in de Zaanstreek worden.

Na zijn gedwongen vertrek bij de politie Beverwijk – hij had in beslag genomen kaas achterovergedrukt – werd Ragut plaatsvervangend leider van de afdeling Hausraterfassung van de Zentralstelle für jüdische Auswanderung. Die dienst was in het leven geroepen om joods bezit te inventariseren en beheren. Van daaruit maakte Ragut de promotie naar Zaandam. De kapitein van de Staatspolitie was ook medewerker van de Sicherheitsdienst en wist in die hoedanigheid nogal wat mensen in handen van de Duitsers te spelen. Met name daarin zag de Raad van Verzet aanleiding om Ragut te elimineren. Hannie Schaft en haar vriend Jan Bonekamp kregen opdracht om die taak uit te voeren. Jan Brasser: ‘Op 17 of 18 juni 1944 haalde Jan mij in op de Provincialeweg. (…) Hij zei: Je hebt het eens over die Ragut gehad. Ik zei: Ja. (…) Ik had niet lang tevoren contact gehad met een inspecteur van politie, Bob Pel, ook in Zaandam dus. Daar had ik alle mogelijke inlichtingen van ontvangen.’

Robert Pel was er inderdaad bij betrokken. Ruim vier jaar na de aanslag zei hij in een getuigenverklaring: ‘Hoewel ik in principe een tegenstander ben van het elimineren, het eigen rechter spelen en ook al door de gewelddadige represailles die daarop werden genomen op de onschuldige burgerbevolking, meende ik toch dat het geval Ragut dusdanig noodzakelijk was dat deze geëlimineerd moest worden en hiervoor dus ook een uitzondering op zijn plaats was. Nadat de gewestelijk commandant, overste Wastenecker, tot de eliminering van Ragut opdracht had gegeven, heb ik aan deze opdracht ook mijn medewerking gegeven. Daartoe kwam de commandant van de GSA, de heer Co [sic] Brasser bij mij aan huis en vroeg mij alle bijzonderheden welke van nut konden zijn bij deze aanslag. Ik heb daartoe de heer Brasser geadviseerd, teneinde misverstanden te voorkomen, de heer Ragut neer te schieten op de dag dat hij in Amsterdam zijn bijeenkomsten voor korpscommandanten had. Dat was de enige dag in de maand dat de heer Ragut in uniform liep. Verder deelde ik mede waar de heer Ragut precies woonde en dat hij de gewoonte had om 8.25 uur van huis te vertrekken door de Westzijde naar het bureau aan de Vinkenstraat te Zaandam, waar hij dan zijn auto nam en zich naar Amsterdam liet brengen. Brasser kon zich hiermede volkomen verenigen en deelde mij nog mede dat hij voor de verzetsactie enige verzetsmensen uit Velsen en Beverwijk had aangewezen, aangezien de Zaandamse verzetsmensen op dat tijdstip te veel in het oog zouden lopen.’

Brasser: ‘Ik heb met Jan afgesproken, want de volgende dag moest ik naar Amsterdam en de daarop volgende ochtend zou ik terugkomen. Dan zouden we elkaar treffen in het café, schuin tegenover het station Zaandam. Zo en zo laat daar zijn. Hij en Hannie waren daar op de afgesproken tijd. Ik heb verteld wat ik wist, vooral de informatie van Bob Pel. Ik zei: Dan gaan we nou de route fietsen van zijn adres aan de Westzijde naar het politiebureau in de Vinkenstraat. Dat hebben we gedaan. Daarna ben ik m’n gang weer gegaan. Jan zei: Het komt in orde. Hannie zei: We zullen proberen het zo vlug mogelijk te doen, want er is nog veel meer werk aan de winkel.’

Het duo verkende voorafgaand aan hun actie de Zaandamse buurten. In de vroege ochtend van 21 juni fietsten ze van hun schuiladres in Limmen naar Zaandam. De tuinderswoning van de familie Bult was hun uitvalsbasis voor verkenningen en voor schietoefeningen in de nabij gelegen duinen. Bovendien hadden ze er de ruimte voor elkaar. Want hoewel Jan getrouwd was en thuis in IJmuiden een dochtertje had, was er een liefdesrelatie ontstaan met de zes jaar jongere Hannie. Het stel was sinds een paar maanden onafscheidelijk.

Jan Bonekamp Jan Bonekamp

Brasser waarschuwde naar eigen zeggen Jan Bonekamp voor de gevaren die deze klus met zich meebracht. Kapitein Ragut wist dat hij een potentieel doelwit was en had gezworen dat hij bij een schietpartij niet het enige slachtoffer zou zijn. Brasser: ‘Ik zei tegen Jan dat Ragut waarschijnlijk twee pistolen op zak had, die hij bij het minste of geringste zou gebruiken.’ Om de risico’s te verminderen wonnen Jan en Hannie informatie in over de politiechef, berekenden ze waar en wanneer ze het best konden toeslaan en onderzochten ze de vluchtmogelijkheden. Hoewel het geen routinekarweitje zou worden, waren de risico’s te overzien. Ragut werd niet beschermd door lijfwachten en Bonekamp beschikte over voldoende ervaring: in de voorgaande maanden had hij een stuk of zes landverraders om zeep gebracht. Hij was een trefzekere schutter en happig op het uitschakelen van zoveel mogelijk vijanden, bijna ongeacht de gevolgen. Voor Hannie werd het de tweede liquidatie. Op 8 juni hadden Jan en zij in Heemstede de NSB’er Piet Faber neergeschoten, haar eerste dode in wat uiteindelijk een flink rijtje zou worden. Het duo was verbeten. Anderhalve week voor ze Ragut opzochten was er een groep verzetsmensen geëxecuteerd, onder wie Jans vriend Gerrit van der Veen. Jan en Hannie zonnen op wraak.

Frans van der Wiel, gewestelijk commandant van de RVV-Haarlem en omgeving, wist ook van de liquidatieopdracht: ‘Tezamen met haar trouwe kameraad Jan Bonekamp toog zij er op uit, nadat ik haar nog eens flink met de revolver geoefend had. Het kwam vast te staan dat voornoemde politiepresident zich ’s morgens om ongeveer half negen van zijn woning naar zijn bureau begaf. Hannie en Jan waren vóór half negen te Zaandam aanwezig en stelden zich op langs de route die de politiepresident zou nemen.’ Willem Ragut woonde op Westzijde 77a, een paar minuten fietsen van het hoofdbureau. Sprekend over 21 juni zei Van der Wiel: ‘De politiepresident kwam voorbij en Jan en Hannie stappen op hun fiets. Er was afgesproken dat Jan het eerst zou schieten en Hannie een tiental meters achter Jan zou aanrijden om hem in de rug te dekken. Na geschoten te hebben zouden zij elk langs een andere weg naar een afgesproken punt rijden waar zij elkaar zouden ontmoeten. Toen Jan dicht genoeg genaderd was schoot hij en de NSB-politiepresident stortte zwaar gewond neer, naar het scheen op slag dood. Jan reed door en Hannie draaide om, om mogelijke achtervolgers te weren en langs een omweg naar Jan te gaan. Zij keek nog eenmaal om en tot haar grote schrik zag zij dat de politiepresident zich met een laatste geweldige krachtsinspanning had opgericht en zijn revolver leegschoot op haar wegfietsende kameraad. Hierna stortte de politiepresident dood ter aarde. Jan vluchtte ergens binnen omdat hij, zoals pas later bleek, levensgevaarlijk gewond was. Hannie wist dit op dat moment nog niet en dacht dat Jan zich wel in veiligheid zou stellen. Zelf moest zij zich haasten om uit de voeten te komen.’

Van der Wiels verklaring strookt niet helemaal met die van enkele andere personen, onder wie de Zaandamse ooggetuige Jo Brochard: ‘Ineens trekt een van de twee, dat was dus Hannie Schaft, een pistool en schiet. Ik zie nog dat gaatje dat die man in zijn rug had. Nou gaatje? Het was een flink gat. Hij viel neer, maar kwam weer overeind en begon met zijn armen te maaien en te schieten.’ Hannie was toen al volgens afspraak weggefietst van de hoek Botenmakersstraat/Westzijde, waar Ragut naast de stoeprand neerviel. Jan Bonekamp niet. Hij wilde controleren of de politieman dodelijk getroffen was. Op dat moment kwam Ragut nog één keer omhoog, zijn pistool in de hand. Vrijwel tegelijkertijd schoten de twee mannen op elkaar. Ragut stierf onmiddellijk, de in zijn buik geraakte Bonekamp fietste hevig bloedend en ineenkrimpend van de pijn weg.

Al snel na de schietpartij arriveerden er enkele agenten bij de naast zijn fiets liggende Ragut, zo blijkt uit het politierapport van die dag. ‘Onmiddellijk hoofdwachtmeester v/d Schaaf met het beschikbare personeel daarheen gezonden’, schreef de dienstdoende politieman. ‘Geneeskundige dienst mede in kennis gesteld. Later meldt de opperwachtmeester Van Galen dat genoemde kapitein ten gevolge van een schotwond in de rug is overleden. De doktoren Van Dam, Kummer en Brat waren nog ter plaatse van de aanslag geweest. Het lijk is per ziekenwagen naar het Gem. Ziekenhuis vervoerd en daar voorlopig onder bewaking gesteld.’

Jan Bonekamp wist een paar honderd meter ver te komen. Via een steeg achter een bloemenwinkel belandde hij in de keuken van de familie Unk, die op Westzijde 7b woonde. Naatje Unk: ‘De persoon vertelde ons dat hij was aangeschoten door de politiekapitein van Zaandam en vroeg of wij direct een dokter wilden waarschuwen. Mijn dochter Geertje is naar mijn buurman Schipper gegaan en heeft hem gevraagd of hij een dokter wilde opbellen. Maar in plaats van de dokter heeft Schipper de politie gewaarschuwd. Tijdens de afwezigheid van mijn dochter heeft de onbekende persoon mij een pistool en een portefeuille gegeven.’

Bloemist Johan Schipper was inderdaad naar het naastgelegen politiebureau gelopen. Daar vertelde hij adjudant Jan van der Schaaf over het slachtoffer op de keukenvloer. Even later betrad deze SS’er en NSB’er de woning: ‘Mevrouw Unk deelde mij mede dat deze man, terwijl zij nog in bed lagen, in de keuken was neergevallen en dat hij haar genoemd wapen en een portefeuille had gegeven, terwijl hij gezegd had dat deze verdwijnen moesten’, vertelde Van der Schaaf kort na de oorlog. ‘Ik nam de portefeuille in beslag. Genoemde man, die in de keuken lag, was blijkbaar zwaar gewond en riep: “Help”.’ Bonekamps noodkreet bood geen soelaas. Van der Schaaf: ‘Ik ben toen voor de deur van deze keuken op wacht gaan staan tot de wachtmeester Hendrikse bij mij kwam. Ik ben toen de steeg ingegaan en heb de gewonde man, die hevig kreunde, opgetild.’ Zijn poging om Jan Bonekamp naar het bureau te dragen faalde. Met behulp van een paar collega’s lukte dat even later wel. Ze legden hem in cel II.

Een van de weinigen die toegang kregen tot de zwaargewonde was politiearts Willem Levend. Die vertelde in een naoorlogs proces-verbaal de bewaker te hebben weggestuurd. ‘Daarna heb ik direct de man onderzocht. De man vroeg aan mij: “Ga ik dood?”, waarop ik gezegd heb: “Het is erg, maar je gaat direct naar het ziekenhuis.” Toen zei hij: “Doe ze de groeten van mij.”’

Jan Bonekamp had op dat moment de hem kenmerkende bravoure blijkbaar nog niet helemaal verloren. Hij was echter ten dode opgeschreven. De te hulp geroepen Sicherheitsdienst liet hem naar het Luftwaffe Lazarett in Amsterdam vervoeren en deed daar haar uiterste best om de stervende arrestant informatie te ontlokken. Ze injecteerden de steeds verder wegzakkende gevangene met stimulerende middelen om hem tot praten te bewegen. Kort voor Bonekamp stierf noemde hij Hannie Schaft en haar adres in de Haarlemse Van Dortstraat. Die informatie, plus wellicht een in Bonekamps portefeuille gevonden foto van Hannie zou de Duitsers van pas komen toen ze deze verzetsstrijdster – hen tot dan alleen bekend als ‘het meisje met het rode haar’ – gevangen namen, op de kop af negen maanden na de dood van zowel Willem Ragut als Jan Bonekamp. Mede daardoor haalde ook Hannie Schaft niet levend de bevrijding.

(Tijdens de Tweede Wereldoorlog brachten Zaanse verzetsstrijders meer dan twintig collaborateurs, zwarthandelaren en andere gevaarlijk geachte personen om het leven. In mijn boek ‘Korte metten. De Zaanse liquidaties (1940-1945)’ worden deze liquidaties uitgebreid beschreven. Ook de mislukte en verzonnen aanslagen alsmede de dilemma’s die deze beslissingen over leven en dood met zich meebrachten komen in ‘Korte metten’ uitgebreid aan bod. Het 148 pagina’s tellende boek is te bestellen in de boekhandel, via Bol.com of door overmaking van €17,95 op rekening 70 80 04 326 ten name van E. Schaap in Zaandam, o.v.v. ‘Korte metten’.)

B) Willem Ragut Willem Ragut

0 gedachten over “De laatste dag van Jan Bonekamp”

  1. Naar aanleiding van je interessante stuk over Hannie Schaft, toch een kleine kanttekening. De duinen waren gedurende de.laatste oorlogsjaren de slechts mogelijke plaats om schietoefeningen te doen. Het wemelde er van de Duitsers. Die druk bezig waren dit stukje natuur om te bouwen tot een vesting. Maar misschien zijn er bronnen die deze constatering onderbouwen. Ik heb echter mijn twijfels.
    Mvg Krijn.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *