Op zondag 1 februari overleed bestsellerauteur Jos van Manen Pieters (1930). Mede omdat ze in Zaandam ter wereld kwam (een stad waaraan ze overigens nauwelijks herinneringen bleek te hebben), wilde ik deze romancière in 1989 wel eens interviewen. Aldus geschiedde. In haar Edese woning wachtte ze me op met koffie en koekjes, waarna een uitgebreid gesprek volgde met deze aimabele dame. Ter herinnering aan Jos van Manen Pieters, zo ongeveer de minst gerecenseerde en desondanks best verkopende schrijfster van Nederland, plaats ik dat interview hier nog eens.
Miljoenen mensen kennen haar boeken. Haar romans in de bibliotheken zijn bijna altijd uitgeleend en naar alle waarschijnlijkheid verkocht ze meer titels dan welke schrijver ook. Alleen de literaire critici moeten er niets van hebben. Volgens Jos van Manen Pieters omdat haar werk ’te positief’ is. De kritiek die ze krijgt vindt ze geen reden om te stoppen met schrijven. Vorige maand verscheen De verrekijker, het vijfentwintigste boek in een serie die voorlopig nog niet ten einde loopt.
Bijna 59 jaar geleden werd Jos van Manen Pieters geboren in Zaandam. Nog voor haar kleuterjaren verhuisde ze met haar ouders naar Ede, de plaats waar ze in een riant huis woont. Ze begon al vroeg met schrijven. Eerst gedichten, vanaf haar 22ste romans met titels als En de tuinfluiter zingt, Voetsporen op het water en Elke woestijn heeft zijn bron. Christelijke streekromans volgens de één, familieromans volgens de ander. De schrijfster vindt het etiketjes die de lading niet dekken. “Streekromans zijn het in ieder geval niet. Een streekroman speelt in een specifiek gebied van het land, Zeeland of Twente bijvoorbeeld, en moet ook in het dialect van de streek geschreven zijn. Mijn boeken zijn niet streekgebonden.”
“De betiteling familieroman dekt het ook niet helemaal. Voor sommige romans gaat het wel op, maar er zijn ook verhalen waarin maar twee of drie personen voorkomen. Dat kun je toch nauwelijks een familieroman noemen. Ik vind roman eigenlijk wel genoeg. Het gaat om relaties tussen mensen en of die in Rotterdam of in Lutjebroek wonen maakt niet uit. Mensen zijn overal hetzelfde. Als ze kanker krijgen, moeten ze allemaal dezelfde lijdensweg afleggen, waar ze ook leven”, vertelt ze.
Ze houdt ervan, zegt ze, om in haar proza bepaalde problemen aan de orde te stellen. “Een geraamte als het ware, waar ik mijn verhaal omheen bouw. Alleen maar een romannetje tot de eerste kus gewisseld is, dat bevredigt mij niet.” Het is overigens niet zo dat de schrijfster een boodschap wil uitdragen. “Nee hoor, ik ben niet zo’n wereldverbeteraar. Maar je hebt wel een aantal ideeën, principes en idealen en die komen vanzelf in je boeken terecht. Een mens kan nooit om zichzelf heen, hè. Je vereenzelvigt je altijd met de hoofdfiguren. Je kunt daar gewoon niet onderuit en zo komen je eigen ideeën in je romans terecht. Daar hoef je die boeken van Jan Wolkers maar voor te lezen. Alle figuren van Wolkers lijken op Wolkers. Dat is bij mij ergens ook wel zo.”
Homoseksualiteit
Even eerder in het gesprek is de naam van Wolkers ook al gevallen. Volgens Jos van Manen Pieters knappen veel van haar lezers af op zijn taalgebruik. “Hij gebruikt overal het schuttingwoord voor en dat komt bij hen onbeschaafd over. Ik behandel in mijn boeken ook wel gewone liefdesverhoudingen tussen mensen, en heus niet altijd preuts. Als je op een bepaalde manier dingen suggereert – en volwassen mensen weten drommels goed wat je bedoelt -, hoef je niet alle lichaamsdelen bij naam te noemen. Da’s helemaal niet nodig. Het kan zelfs veel pikanter zijn als je dat niet doet!”
Hoewel ze de afgelopen 36 jaar al heel wat situaties en personen beschreef, heeft ze nog steeds moeite met bepaalde onderwerpen. Homoseksualiteit bijvoorbeeld. “Het is mij wel eens gevraagd, vooral door moeders van zonen die zelf homo waren en zich met dat probleem vreselijk bezighielden. Ik ben bereid genoeg om daar een boek over te schrijven, maar het lijkt me zo moeilijk omdat ik… Kijk, als ik schrijf over iemand met multiple sclerose kan ik me helemaal inleven, want dat zou ik zelf ook kunnen krijgen. Maar ik kan me niet voorstellen dat ik op mijn leeftijd nog lesbisch word. Ik kan me helemaal niet inleven in het verlangen van iemand om met iemand van zijn eigen sekse te vrijen. Dat is mij gewoon wezensvreemd. Mensen die zo zijn, zijn zo geschapen en moeten ook hun levensvervulling kunnen vinden. Ik vind het alleen heel moeilijk om in hun huid te kruipen.”
Ferdinandusse
Minder moeite had ze om zich in te leven in Frieda, een meisje dat in het boek Een mens die aan jouw kant staat het slachtoffer wordt van incest. In een nogal badinerende recensie in Vrij Nederland typeerde Rinus Ferdinandusse de roman als ‘Bob en Daphne dertig jaar later in de termen van Gert en Hermien’. Jos van Manen Pieters veert op als ik de naam van de Vrij Nederland-hoofdredacteur noem. “Ja, een herdersroman noemde hij het! Ach, het is op zichzelf al een compliment als Ferdinandusse jouw boek goed genoeg vindt om uitvoerig te bespreken. Dat doet-ie niet vaak met dit soort boeken. Hij is ook aan zijn eigen stand verplicht om daar ironisch over te doen. Dat verwachten zijn lezers van hem.” Ze lacht.
Steekt het niet een beetje dat ze geen literaire erkenning krijgt? “Nou, steken… Het is natuurlijk niet leuk, dat geef ik toe. Maar ik lig er niet echt wakker van. Ik heb zoveel erkenning in het hele land. Die negatieve kritiek komt omdat mijn boeken te positief zijn. Zelfs als mijn romans geen happy end hebben, laat ik altijd een deur open naar de toekomst. Dat is om de mensen niet alle hoop te ontnemen. Je hebt immers altijd nog een toekomst waarin de kansen kunnen keren. Populair word je echter niet bij de literatuurcritici als je positief schrijft. Een beetje cynisch en triest, dat valt beter in die hoek. En de grote publieksmassa houdt daar juist niet van. Die wil zich graag ergens aan optrekken.”
Inmiddels zijn er volgens haar uitgever bijna vijf miljoen Van Manen Pieters-boeken over de toonbank gegaan. Wat de schrijfster betreft mogen er nog veel exemplaren volgen. Ze is in januari begonnen aan haar 26ste geesteskind en hoopt nog enkele titels aan haar oeuvre te kunnen toevoegen.
Glimlachend: “Ik zeg altijd, ik ga door tot m’n 65ste. Nog een jaar of zes, zeven dus. Ik ben bang dat ik op hoge leeftijd niet meer de vinger aan de pols van de maatschappij heb en dat wil ik voorkomen. Maar ik doe er alleen geen eed op. Misschien ga ik het schrijven wel zo missen dat ik er na mijn 65ste toch nog eentje maak.”