9 februari 1945: een moordpartij op de Burcht

Slechts één Zaankanter werd na de bevrijding ter dood veroordeeld wegens oorlogsmisdaden. Zaandijker Luwe Muusse had dan ook een crimineel trackrecord dat door weinigen is overtroffen. Het is vandaag precies zeventig jaar geleden dat Muusse op de Burcht in Zaandam assisteerde bij het vermoorden van tien verzetsstrijders.

Honderden Zaankanters moesten zich vanaf mei 1945 verantwoorden voor collaboratie of andere oorlogsmisdrijven. In de navolgende jaren zou tegen twee van hen de doodstraf worden uitgesproken: de Zaandamse politieman Hendrik van der Kraan en SD’er Luwe Muusse. De eerste verhuisde echter begin 1944 naar de hoofdstad en was dus ten tijde van de Duitse capitulatie formeel geen Zaankanter meer. Blijft over Luwe Muusse (Zaandam, 22-4-1914), die tot aan de bezetting boekhouder was en zich in de navolgende jaren zou ontwikkelen tot een meervoudige moordenaar.

Voor de oorlog is Muusse – ‘Luw’ voor intimi – boekhouder en, vanaf 1939, schrijver bij de Zaandamse Artillerie-Inrichtingen. Zijn dienstverband daar duurt echter amper een jaar. Daags nadat de Duitsers Nederland zijn binnengevallen, wordt hij op kantoor geroepen en krijgt hij te horen dat hij per direct is ontslagen. De reden: in 1938 is hij NSB-lid geworden. Weliswaar heeft hij dat lidmaatschap opgezegd zodra hij bij de A.I. aan de slag ging – er gold een verbod voor ambtenaren om lid te zijn van Anton Musserts beweging -, maar de twijfels aan zijn loyaliteit staan een langer dienstverband bij de munitiefabriek in de weg. Nauwelijks terug in zijn ouderlijk huis, Schiermonnikoog 86 in Zaandam, volgt arrestatie. Als potentiële landverrader verdwijnt hij achter de tralies van de Ripperda-kazerne in Haarlem.

Zodra de Duitse overwinning een feit is, wordt Muusse weer vrijgelaten. Hij is verbitterd over zijn behandeling, wordt opnieuw lid van de NSB en solliciteert op een baan als loonboekhouder bij de Reichswerke Hermann Göring in het Duitse Braunschweig. Na terugkomst in Nederland, in augustus 1941, stuurt hij een brief naar het NSB-hoofdkwartier in Utrecht. Daaruit blijkt dat hij zijn korte detentie in mei 1940 nog niet is vergeten. “Daar ik door oponthoud in Duitschland nog geen interneeringsmedaille ontvangen heb, verzoek ik U, mij deze alsnog te zenden.”

In Nederland lukt het Muusse aanvankelijk niet om een nieuwe baan te vinden. Met zijn in Duitsland geboren vrouw Maria Elisabeth en zijn twee kleine kinderen woont hij nog altijd in de armoedige woning van zijn ouders. Hij vermoedt dat hij, NSB’er, te kampen heeft met een beroepsverbod, zo schrijft hij de Zaandamse burgemeester Cornelis van Ravenswaaij, een partijgenoot van hem. Wellicht doet die vervolgens een goed woordje voor hem, maar vast staat in ieder geval dat Luwe Muusse in 1942 wordt benoemd tot Polizei-angestellte bij de administratie van de Sicherheitsdienst in Amsterdam. In die hoedanigheid geeft hij bewijzen af voor toegang tot Sperr-gebieden en tot Duitsland.

‘Jodenvlucht’

Gaandeweg ontspoort Muusse steeds meer. Hij wordt administratief medewerker op de afdelingen ‘Jodenvlucht naar het Buitenland’ en ‘Spionage-Engeland Afweer’. “Ik heb tijdens mijn werkzaamheden op de afdeling IV E, toen wij het referaat Jodenvlucht naar Buitenland hadden, verschillende malen Jodenmensen op stations en treinen, wanneer zij naar het buitenland probeerden te ontkomen, gearresteerd”, vertelt hij na de oorlog tijdens een verhoor. Ook is hij behulpzaam bij het opsporen van geallieerde geheim agenten en illegale zenders (onder meer in Haarlem, Medemblik, Alkmaar en Beverwijk). De SD’er  voelt zich zeker. Hij heeft inmiddels een goed salaris en is begin 1942 met zijn gezin naar de Dr. J. Mulderstraat 29 verhuisd. Hij vult zijn Zaandijkse woning met geroofde joodse bezittingen, begint buitenechtelijke relaties en geniet volop van zijn macht.

Vanaf augustus 1944 moet hij, bewapend en gestoken in een uniform van de Waffen-SS, wachtdiensten draaien bij het Amsterdamse SD-hoofdkwartier. Kort daarna ontsnapt hij aan de dood. De Wormer veehouder Johan Herman Verdonk en een ander lid van de plaatselijke Knokploeg beramen een aanslag. Verdonk: “Even vóór ‘Dolle Dinsdag zou ik met een collega uit de ondergrondsche beweging Muusse neerschieten. Toen wij daarvoor op wacht stonden, kwam Muusse maar niet opdagen. Later vernamen wij dat hij diezelfde nacht met zijn vrouw en kinderen naar Duitsland was vertrokken.” Muusse verlaat inderdaad begin september met zijn gezin de Zaanstreek. Hij zorgt dat zijn gezinsleden onderdak krijgen bij de ouders van zijn echtgenote Marie, die in Duitsland wonen. Daarna keert hij terug naar zijn werkplek. Hij verkoopt zijn meubels en gaat ‘intern’ wonen bij de SD.

Wachzug

Omstreeks september 1944 wordt Muusse ingedeeld bij een Wachzug, een executiepeloton van de Sicherheitspolizei. Hij raakt betrokken bij minstens vijf massafusillades, in Hoorn, Haarlem, Zijpersluis, Amsterdam en Zaandam. Over de executie van tien verzetsstrijders in de stad waar hij zelf is geboren en opgegroeid – op 9 februari 1945 op de Burcht – vertelt hij nadien dat die ‘erg beroerd in zijn werk ging’. “Omdat de gevangenen aan elkaar waren geboeid, ontstond er een [on]verkwikkelijke situatie, omdat er verschillende vielen terwijl er nog anderen bleven staan, waardoor wij niet juist konden richten. Zodoende richtte zich later nog een man op die nog niet dood bleek te zijn. Commandant Stöver gaf hem daarna met zijn pistool het genadeschot.”

Wanneer het Luwe Muusse in april 1945 duidelijk is dat een Duitse eindoverwinning er niet meer in zit, trekt hij zijn uniform uit en duikt onder. Op 17 april richt hij zich in een larmoyante brief tot zijn ‘beste ouders en broers en zuster’. “Hiermede neem ik afscheid van jullie, nu de omstandigheden zich toespitsen. De vijand staat voor de deur. Wat de toekomst zal brengen, weet ik nog niet. Mijn eigendommen zijn bij neutrale menschen in Amsterdam ondergebracht. Die zullen t.z.t. aan Marie schrijven. Van Marie en de kinderen heb ik intusschen ook schriftelijk afscheid genomen. Bang om te sterven ben ik niet, ik had graag geleefd in de maatschappij, waarvoor ik het mijne heb bijgedragen. Dan maar liever een eervollen dood in den strijd, dan stempelend kapitalistenknecht of bolsjewistisch machine-proleet. Wat de eeuwigheid betreft heb ik ook geen angst. Het geloof heeft me niet verlaten en ik meen in oprechtheid gehandeld te hebben. Zou ik fouten of onrecht begaan hebben, zoo moge God het mij vergeven. Misschien dat hij nog alles ten goede keert, maar ik onderwerp me aan zijn wil en blijf trouw aan de zaak, waarvoor ik gestreden heb, de zaak van den eenvoudigen, werkenden mensch, zijn bestaan en zijn honger. Ik kan terugblikken op vele gelukkige uren, werkloosheid, honger, huichelachtigheid van menschen die beweerden dat ze beter waren of op hun hemelsch crediet pochten. De eeuwigheid zal het uitwijzen, wie recht heeft gehandeld. En nu ga ik wat dit leven betreft een onzekerheid tegemoet. Toch ben ik op alles voorbereid. Groet Marie en de kinderen van mij, als jullie ze ooit mochten ontmoeten. Mijn gedachten waren altijd bij hen. Groet Roel en Annie voor zover die nog te vinden en in leven zijn. Een Mensch ontloopt zijn lot nu eenmaal niet. Misschien zal jullie nog veel lijden te wachten staan. Na het ineenstorten van Duitschland zal het communisme zich breed maken. De koningin zal niet lang aan de regering blijven. Amerika zal er machteloos tegenover staan en moeten oppassen dat het zelf niet ondergaat en zich tenslotte uit Europa terugtrekken. Een derde wereldoorlog zal ontbranden. In zoo een wereld betekent het verlies van het leven geen verlies meer. Vaarwel. Ik hoop het allerbeste. Jullie Luw.”

‘Idealist’

Luwe Muusse haalt, zijn brief ten spijt, levend het einde van de oorlog en duikt daarom opnieuw onder, nu bij zijn ouders in Zaandam. Daar weet hij zich schuil te houden tot augustus 1945. Hoewel hij zich nog snel in een kast verbergt, vinden zijn achtervolgers hem toch. Hij wordt opgesloten in Fort Erfprins in Den Helder en in de volgende maanden meermalen uitgebreid verhoord. Aanvankelijk maakt hij daarbij zijn rol zo klein mogelijk; hij was slechts een bureauklerk zonder wezenlijke invloed. De hoeveelheid bewijs van het tegendeel is echter te overstelpend.

Tijdens een van de ondervragingssessies verklaart Muusse, weinig geloofwaardig gezien zijn afscheidsbrief: “Hoewel ik tijdens de bezetting als idealist mijn dienst gedaan heb bij de SD ben ik nu blij dat Duitsland de oorlog heeft verloren, waardoor thans de mensen weer in vrijheid kunnen leven, wat anders zeer zeker niet het geval geweest zou zijn.”

De rechters die over zijn lot moeten oordelen kennen geen genade. Op 17 juli 1947 hoort Muusse de doodstraf tegen zich uitspreken. Hoewel hij in cassatie gaat, blijft dat oordeel gehandhaafd. De troonsbestijging van Juliana redt hem. Op 5 januari 1949 verleent de nieuwe koningin hem gratie. Zijn straf wordt teruggebracht tot 22 jaar cel.

Hoe het Luwe Muusse nadien verging is onbekend.

BS-dossier over fusillade op Burcht (9-2-1945)

 

 

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *