Het college van Zaanstad wilde aanvankelijk geen geld uittrekken voor een onderzoek naar de Zaanse betrokkenheid bij slavernij en kolonialisme. Dat was een gemiste kans en een historische vergissing. Een raadsmeerderheid vond dat ook; het onderzoek komt er dus alsnog. Laat ik alvast een voorzetje geven, in de vorm van een reeks artikelen over het Zaanse slavernijverleden.
Vandaag deel 12 van een wekelijkse serie: Opgedrongen namen.
Humberto Tan
Toen Humberto Tan in 2019 het verzoek kreeg om een kinderboek te schrijven bij een tentoonstelling over Suriname ging hij daar graag op in. Pirouette in Paramaribo was het eindresultaat. Het is gebaseerd op een danseres van het Nationale Ballet. ‘Gerda’ heet ze in Tans boek. Die naam was voor hem een logische keuze. Toen hij uitzocht of er al eerder was geschreven over ballet in Suriname vond hij alleen een foto van Gerda Zaandam, een ballerina uit Paramaribo.
Wie stroomopwaarts de Commewijnerivier op vaart, ziet op een gegeven moment aan de rechterkant de restanten van suikerplantage Vossenburg. Deze 1300 hectare grote plantage was eigendom van een Arnhemse familie. Medio negentiende eeuw verbleven er 240 dwangarbeiders. Dat slaafgemaakten daar de achternaam ‘Zaandam’ kreeg toebedeeld, lijkt toeval. De gedwongen bewoners van Vossenburg werden bij de zogeheten ‘juridische emancipatie’ van 1 juli 1863 vernoemd naar Nederlandse gemeenten, van Ankeveen tot Zijpe. Tussen de 42 daar geboekstaafde familienamen zitten drie Zaanse links: Assendelft, Wormer en Zaandam. Balletdanseres Gerda Zaandam had dus wellicht voorouders die tewerkgesteld waren op plantage Vossenburg. Of zou ze toch een nazaat zijn van Hague, de 63-jarige man die in 1863 op de suikerplantage Nursery eveneens de achternaam ‘Zaandam’ kreeg?
Vossenburg
Via het Nationaal Archief is te achterhalen welke voornamen en eerdere namen de ‘Zaandammers’ kregen toebedeeld die op Vossenburg uiteindelijk in relatieve vrijheid werden gesteld. Het zijn (tussen haakjes achtereenvolgens hun slavennaam – alleen een voornaam –, geboortejaar en werk c.q. werkplek):
Mietje (Minerva, 1818) Zaandam (onbekend)
Jasmijn (Jasmijn, 1837) Zaandam (‘delver’)
Anna (Premiere, 1847) Zaandam (‘in de fabriek’).
Ook van de maar liefst negen mensen die op Vossenburg de achternaam ‘Wormer’ kregen, is iets bekend: Rozette (Rozette, 1836), Wormer (‘veldmeid’)
Sanna (Sanna, 1857) Wormer (dochter van Rozette)
Saraatje (Sarina, 1859) Wormer (dochter van Rozette)
Julia (Julia, 1862) Wormer (dochter van Rozette)
Annette (Annika, 1839) Wormer (‘veldmeid’)
Wilhelmijntje (Wilhelmijntje, 1859) Wormer (dochter van Annette)
Frans (Frans, 1862) Wormer (zoon van Annette)
Charlotte (Comtesse, 1820) Wormer (‘veldmeid’)
Dorinda (Dorinda, 1842) Wormer (‘veldmeid’, dochter van Charlotte).
Vijf van de negen in 1863 op Vossenburg ‘vrijgemaakte’ mensen met de in dat jaar toebedeelde achternaam ‘Wormer’ waren dus kleine kinderen. (Er was in Suriname trouwens ook nog een voormalige slaafgemaakte met de naam Maria Sophia Wormer. Zij woonde in 1863 op de Gemeene Landsweg 31 in Paramaribo.)
Vijf van de negen in 1863 op Vossenburg ‘vrijgemaakte’ mensen met de in dat jaar toebedeelde achternaam ‘Wormer’ waren kleine kinderen.
Assendelft
Tot slot de Vossenburgse leden van de familie Assendelft:
François (Maart, 1816) Assendelft (‘delver’).
Hij was een oom van de volgende meisjes:
Augustina (Augustina, 1847) Assendelft (‘veldmeid’)
Henriette (Henriette of Harriette, 1849 of 1850) Assendelft (‘in de fabriek’)
Amalia (Carolina of Rosina, 1862) Assendelft
Paulina (Saraatje, 1856) Assendelft (achter haar naam staat ‘spelend’).
In 1863 moesten ongeveer veertigduizend slaafgemaakten in Suriname een achternaam krijgen. Voordien werden ze geregistreerd onder hun slavenroepnaam. Vanwege mogelijke juridische consequenties en het zogenoemde naamrecht mochten de vrij te laten mannen en vrouwen geen bestaande Europese achternaam hanteren. Zeggenschap over hun nieuwe identiteit kregen ze niet. De slavenhouders en koloniale ambtenaren bepaalden de nieuwe, vaak atypisch klinkende achternamen. Die zijn tot vandaag de dag gangbaar. Denk bijvoorbeeld aan Gerda Havertong en Romana Vrede.
‘Oud en af’
Naast ‘Zaandam’ werd ook de achternaam ‘Zaan’ geïntroduceerd, op koffieplantage Elisabeth’s Hoop. Eigenaar Thierry Jan Verschuur – een verre verwant van Katja en Birgit Schuurman – vernoemde de 81 mensen over wie hij macht uitoefende onder meer naar rivieren en plaatsen. Een van hen was Kwakoe Zaan, een in 1863 71 jaar oude ‘kostwagter’ die volgens zijn borderel ‘oud en af’ was.
De naamvoering kon nog erger. Sommige kolonialen beleefden er een sadistisch genoegen aan om hun werkers op te zadelen met de vreselijkste namen, zoals ‘Nikker’, ‘Pummel’ of ‘Muskiet’.
Johannesburg
De beheerders van de aan de Beneden-Commewijne gelegen koffie-, katoen- en cacaoplantage Johannesburg leken er in 1863 ook plezier in te hebben om de vreemdste achternamen te bedenken. Hun vondsten varieerden van Blombad tot Leenbrij en van Maanvink tot Spatbeen. En dan dook er op Johannesburg tussen de 226 vrijgemaakte mensen, om onverklaarbare redenen, ook één plaatsnaam op: Westzaan. ‘Timmerman’ Salomon, ‘delver’ Ferdinand, de ‘veldnegers’ Harry en Wimpje, de in 1863 13-jarige Apollo en de ‘veldmeid’ Margo; allemaal kregen ze die verwijzing naar dat Nederlandse dorp in de polder.
Wellicht is de naam ‘Krommenie’ te herleiden naar de man die een eeuw eerder de eigenaar was van Sorgvliet, de Zaanse predikant Johannes Phaff.
‘Krommenie’ was eveneens populair als familienaam. Afgezien van ‘veldneger’ Abb Krommenie, die op plantage Burnside aan het werk moest, waren de dragers van deze achternaam in 1863 allemaal te vinden op plantage Sorgvliet. In alfabetische volgorde: Andries, Daniel, Ferdinand, Isak, Marianna, Petrus, Rozetta en Truitje. Wellicht is de naam ‘Krommenie’ te herleiden naar de man die een eeuw eerder de eigenaar was van Sorgvliet, de Zaanse predikant Johannes Phaff.
Saan
En dan was er ook nog de familie ‘De Saan’: ‘huismeid’ Albertina van plantage Nieuw Clarenbeek, haar in 1845 geboren dochter Elisabeth en in 1860 ter wereld gekomen kleinzoon Franciscus (moeder Elisabeth was toen dus nog maar vijftien jaar oud); alle drie werden ze in 1863 opgezadeld met een verwijzing naar een Noord-Hollandse veenstroom die hen totaal onbekend was.
Er waren ‘Zaanse’ mensen die al vóór de afschaffing van de slavernij hun vrijheid verkregen. De man met de slavennaam ‘Hendrik Krommenie’ werd in 1834 voor een bedrag van vijfhonderd gulden vrijgekocht en kon zich sindsdien zonder ‘meester’ door het land bewegen.
‘Huisbediende’
De in 1811 geboren Gracia Zaan (‘beroep: uitvenster’) overkwam in 1850 hetzelfde. Zij mocht overigens gratis weg. Valma Zaandam en Marianna Wormer, voordien zwoegend op plantage à la Bonheur, konden in 1846 hun verplichte werkplek verlaten. ‘Huisbediende’ Maria Theresia Koog (1797) in 1849. Elisabeth Wormerveer in 1834, na betaling van een borgtocht van vijfhonderd gulden (‘Bij ruiling van plantage Bergerac verkregen voor de slaaf Hendrik’ staat er bij haar naam). ‘Huisbediende’ Albertus Westzaan (1826) kon wel kosteloos vertrekken, enkele maanden voor de slavernij formeel werd afgeschaft.
(Registratie van Elisabeth Wormerveer, 1834 (Nationaal Archief).
Assendelft, Westzaan, Koog, Wormer, Wormerveer, Krommenie, De Saan, Zaan, Zaandam; vrijwel elke Zaanse plaatsnaam en de gelijknamige veenstroom keert terug in de vernoeming van slaafgemaakten. Hun eigen, al dan niet in Afrika gegeven naam waren ze kwijt. Wat resteerde was een bevlieging van hun ‘eigenaar’ in de vorm van een stad, dorp of water waarvan ze zelf waarschijnlijk niet hadden gehoord en die ze nooit zouden zien. Het moet in 1863, bij de formele toekenning ervan, een verbijsterende ervaring voor hen zijn geweest.
Zaanse link
Nederland telde in de negentiende eeuw – de koloniale gebieden buiten beschouwing latend – meer dan duizend zelfstandige gemeenten. Het roept de vraag op waarom er in dat centennium verhoudingsgewijs zoveel mensen zijn vernoemd naar een Zaanse plaats. Alleen al hierboven zijn er 44 te vinden. En dan te bedenken dat een flink deel van de slavenregisters verloren is gegaan. Er waren dus ongetwijfeld nog meer mannen, vrouwen en kinderen met een ‘Zaanse link’. We kennen noch hun oorspronkelijke, noch de door hun ‘eigenaars’ toegekende namen.
Er waren ongetwijfeld nog meer mannen, vrouwen en kinderen met een ‘Zaanse link’.
In het recente verleden liepen mensen die van hun slavennaam af wilden aan tegen de nodige hindernissen. Ze moesten meewerken aan een psychologisch onderzoek om te laten bepalen hoe belastend hun geslachtsnaam was. De prijs voor dit verplichte onderzoek kon duizenden euro’s bedragen. Daar kwamen de aanvraagkosten nog eens bij: €835,-. Een verzoek om een naamsverandering moest worden ingediend bij de Dienst Justis, de screeningsafdeling van het ministerie van Justitie en Veiligheid. In de voorzomer van 2022 vroeg de gemeente Zaanstad aan Justis om een naamswijziging op grond van koloniale associaties mogelijk te maken zonder (duur) psychologisch onderzoek. De gemeente werd op haar wenken bediend. Sinds 2024 kan in heel Nederland een achternaam in bovengenoemde situatie gratis en zonder voorafgaand psychologisch onderzoek worden gewijzigd.
Waardeer dit artikel
De content op deze website is in en uit principe gratis, maar het maken ervan kost wel geld. Vond je het de moeite waard? Laat het blijken met een kleine bijdrage en help bij het mogelijk maken van onafhankelijke artikelen.