Het college van Zaanstad wilde aanvankelijk geen geld uittrekken voor een onderzoek naar de Zaanse betrokkenheid bij slavernij en kolonialisme. Dat was een gemiste kans en een historische vergissing. Een raadsmeerderheid vond dat ook; het onderzoek komt er dus alsnog. Laat ik alvast een voorzetje geven, in de vorm van een reeks artikelen over het Zaanse slavernijverleden.
Vandaag deel 16 en slot van een wekelijkse serie: De rassenleer is nog niet verdwenen.
Emancipatiewet
Enkele jaren nadat de liberale parlementariër Wolter Robert van Hoëvell zijn tegen mensenhandel en -bezit gerichte boek Slaven en vrijen onder de Nederlandsche wet uitbracht, kreeg hij zijn zin. Nederland schafte de slavernij af. Met ingang van 1 januari 1860 binnen de onder direct koloniaal bestuur staande gebieden in Nederlands-Indië (de delen die onder indirect bestuur stonden, hielden er nog decennia aan vast, op het eiland Soembawa zelfs tot 1910). Op 1 juli 1863 kwam er via de zogeheten Emancipatiewet ook in Suriname en op de Nederlandse Antillen een einde aan het eeuwenlange door de staat gefaciliteerde misbruik van mensen.
Vergoeding
In Suriname ontvingen hun voormalige eigenaars driehonderd gulden per vrijgemaakte slaaf. Op de Antillen bedroeg de vergoeding honderd tot tweehonderd gulden. En in Indië werd ter compensatie van het verlies aan arbeidskrachten en afhankelijk van de leeftijd van de slaafgemaakten vijftig tot driehonderdvijftig gulden uitgekeerd. De vrijgemaakte mannen en vrouwen ontvingen niets. Sterker; in Suriname werden ze nog tien jaar onder staatstoezicht geplaatst. Vrijgelaten plantagewerkers tussen 15 en 60 jaar werden verplicht voor de duur van die periode een arbeidscontract af te sluiten. De plantage-economie mocht onder geen beding instorten als gevolg van het vertrek van de voormalige slaafgemaakten. Alle mensen die op 1 juli 1863 ‘geëmancipeerd’ werden, moesten bovendien hun verdere leven een speciale belasting betalen. Mannen waren drie gulden per jaar kwijt, vrouwen de helft. Ze betaalden dus voor hun vrijheid, levenslang.
Alle mensen die op 1 juli 1863 ‘geëmancipeerd’ werden, moesten hun verdere leven een speciale belasting betalen.
August Sasse
Dat met hun vrijlating de gelijkstelling tussen wit en zwart nog lang geen feit was, bleek onder veel meer uit een publicatie van de Zaanse antropoloog en etnograaf August Sasse (1832-1893). Na zijn promotie in 1855 vestigde Sasse zich als praktiserend geneesheer in Zaandam. Daar zou hij tot zijn dood blijven wonen. In zijn vrije uren boog hij zich over antropologische vraagstukken, in het bijzonder over craniologie of schedelleer. Hij publiceerde er regelmatig over. ‘Een afzonderlijk geschrift van zijne hand is: Beginselen der Volkenkunde (1870), bij zijn verschijnen zeer geroemd’, aldus de auteurs van het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek een halve eeuw later. In het voor de Hogere Burgerschool bedoelde werk schetste de Zaandamse arts een hiërarchische indeling van de maatschappij in rassen en soorten. Op basis van uiterlijke kenmerken van deze ‘rassen’ verdeelde hij mensen onder in volkerengroepen. Al voortbordurend op onder meer schedelvormen en huidskleuren stelde hij vast wie in welke gebieden het best tot hun recht kwamen.
‘De Neger staat zeer ver achter bij de Europesche volkeren.’
‘Laag geplaatste volkeren’
Enkele citaten uit Beginselen der Volkenkunde: ‘Voor een gedeelte is dit het gevolg van eene verschillende mate van geschiktheid voor ontwikkeling, zooals men die b.v. bij de Neger aannemen moet, voor een ander deel is dit daaraan toe te schrijven, dat het ééne menschenras, het ééne volk zelfs, in gunstiger omstandigheden geplaatst is geweest om zich te ontwikkelen, dan het andere. Wat het eerste punt betreft (de mindere ontwikkelingsvatbaarheid van sommige rassen), deze blijkt uit de omstandigheden, dat de Neger – hoewel hij eeuwen lang, vóór dat de geschiedenis van het Noorden van Europa begint, in aanraking geweest is met de Egyptische beschaving – toch nog heden ten dage ver, zeer ver achterstaat bij de Europesche volkeren. (…) Ook dááruit blijkt die mindere vatbaarheid voor ontwikkeling van den Neger, dat de naden van zijn schedel veel eer dan bij den Europeaan vergroeien. (…) Een gevolg van die geringe mate van geschiktheid tot ontwikkeling is het ook, dat de Negers, Australiërs en andere even laag geplaatste volkeren eer uitsterven en zich laten verdringen wanneer zij met een krachtigen stroom van meer ontwikkelde menschen in aanraking komen, dan dat zij van de laatsten overnemen, wat dezen zooveel voordeelen geeft boven hen’.
Kanttekening
Sasse maakte nog wel een kanttekening bij zijn racistische theorie: ‘Toch geeft de mindere ontwikkelingsvatbaarheid geen recht om den Neger en andere minder begaafde rassen als slaven te behandelen, en hen, zoo als dikwijls geschiedt en vooral vroeger geschiedde, minder goed te behandelen dan een welontwikkeld mensch zelfs dieren behandelt.’ Hij – een kind van zijn tijd en onwetend van het nazistisch gedachtegoed dat zestig jaar later Europa zou beheersen – was wat dat betreft hoopvol: ‘De gezegende eeuw van ontwikkeling, waarin wij leven, zal ook gelukkig weldra het einde zien van dergelijke onmenschelijkheden.’
August Sasses boek werd over het algemeen positief ontvangen. Hij was bovendien prominent aanwezig binnen het Genootschap ter bevordering van de Ethnologie. De theorieën van deze wetenschapper over mensen van kleur wier schedelvorm een verdere evolutionaire ontwikkeling zou blokkeren vonden brede weerklank. De slavernij mocht dan wel zijn afgeschaft, de onderverdeling in ‘inferieure’ en ‘superieure’ volken was bij velen geïnternaliseerd.
Johan Sasse
Johan Sasse (1862-1916) trad in de voetsporen van zijn vader. Hij werd eveneens arts in Zaandam en ging door waar senior eindigde. Toen Johan Sasse in 1910 de schedels mat van Urker kinderen constateerde hij dat er verhoudingsgewijs veel donkerharigen met bruingroene, blauwe of grijze ogen woonden. Hij concludeerde dat op het vrij geïsoleerde eiland zuivere nakomelingen leefden van het ‘alpine en mediterrane ras’. De oer-Nederlander was afkomstig uit Zuid-Europa, meende hij. Eerder had Sasse al in Amsterdam de kenmerken van joodse kinderen onderzocht en in 1912 reisde hij naar Terschelling om daar, al schedels en voeten metend, de vermeende raszuiverheid van de eilandbewoners te onderzoeken. Het duurde nog decennia voor in brede kringen doordrong dat bevolkingsgroepen zich met elkaar vermengen en dat afstamming niet in een rechte lijn verloopt. De racistische leer van het biologisch determinisme, die onder meer tijdens het Derde Rijk tot onnoemelijk veel ellende leidde, kon bij het vuil van de geschiedenis. Al had dus niet iedereen dat door, zo blijkt onder meer uit een notitie uit 1929 van een hoge Justitie-ambtenaar over Chinese zeelieden die in Nederlandse havens werkten: ‘Laat men de menschen toe, laat men ze tientallen jaren hier blijven, dan raakt men ze heel moeilijk weer kwijt en wordt er eene Nederlandsche kolonie van onechte kinderen met zigeuner-oosterlingen-en chineezenbloed gekweekt…’
Forum voor Democratie
Zelfs nu echoot het gedachtegoed van Sasse sr. en jr. nog na. ‘Dat er aan het begin van de 21ste eeuw in Nederland een publieke discussie woedt over “rassenleer” is minstens even onvoorstelbaar als zorgwekkend’, opende op 14 februari 2018 een artikel in De Correspondent. De aanleiding was een opmerking van Yernaz Ramautarsing, een prominent lid van Forum voor Democratie. Hij stelde in een interview met actualiteitenprogramma Brandpunt dat het IQ van volkeren onderling uiteenloopt. ‘Ik had ook graag gezien dat het anders was, dat zwarte mensen hyperintelligent waren’, zei Ramautarsing. ‘Maar het is niet zo.’ De FvD-partijleiders Baudet en Hiddema weigerden afstand ter nemen van dit biologisch determinisme, dat witte suprematie legitimeerde. De Correspondent: ‘De suggestie dat donkere mensen genetisch inferieur zijn, is de essentie van racisme – en de basis van de meest vernietigende politieke stromingen uit de menselijke geschiedenis.’
Rassenleer, kolonialisme en slavernij waren nauw met elkaar verbonden.
Volop discriminatie
Rassenleer, kolonialisme en slavernij waren nauw met elkaar verbonden. De basis voor vermeende ongelijkheid tussen mensen van kleur en witte mensen stamt uit dat verleden. Zendelingen, politici en ontdekkingsreizigers meenden daarom dat ze ‘beschaving’ naar andere werelddelen moesten exporteren. Hoewel de wetenschap er al lang uit is dat er geen enkele basis is voor verschillende menselijke rassen zijn de ideeën hierover verankerd in onze maatschappij. Het is een van de redenen dat er nog volop discriminatie plaatsvindt. Ik eindig met een citaat uit de door de provincie Noord-Holland in 2022 uitgebrachte brochure Verborgen Noord-Holland. Atlantische slavernij in beeld, over de erfenis van een duister verleden: ‘In de slavernij vormden geweld, verdeel & heers, apartheid en anti-zwart racisme de basis van het systeem. Tweeënhalve eeuw lang. Daarna werd de fysieke slavernij vervangen door de psychische onderdrukking van het kolonialisme, maar de onderliggende gedachte bleef hetzelfde: het Witte ras is superieur, het Zwarte ras is inferieur en staat in dienst van het Witte. Ook nu nog is dat soort denken niet verdwenen. Hoe kan het anders dat in vrijwel alle statistieken Surinaamse en Caribische Nederlanders in dit land nog steeds slechter scoren dan degenen onder wier vlag zij al sinds de zeventiende eeuw hebben geleefd? De verhitte Zwarte-Pietdiscussies, de affaires rond etnisch profileren door de politie en toeslageninstanties en vele andere kwesties tonen aan hoe de geschiedenis kwalijke doorwerkingen heeft gecreëerd waarmee nog lang niet is afgerekend.’
Waardeer dit artikel
De content op deze website is in en uit principe gratis, maar het maken ervan kost wel geld. Vond je het de moeite waard? Laat het blijken met een kleine bijdrage en help bij het mogelijk maken van onafhankelijke artikelen.