Hendrik van der Kraan, jodenjager

Afgelopen week wijdde ik een paar woorden aan de lezing die Ad van Liempt op 26 januari aanstaande verzorgt bij Serah Artisan. Hij zal dan vertellen over de jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daarbij passeert ongetwijfeld ook de naam Hendrik van der Kraan de revue, aan wie Van Liempt vrij veel aandacht heeft besteed in zijn boek Kopgeld. Nederlandse premiejagers op zoek naar joden 1943. Daarin gaf hij deze ‘foute’ Zaandamse politieman overigens het pseudoniem ‘Van der Kraal’, waarschijnlijk omdat hij geen toestemming kreeg de echte naam te hanteren. 

 Hendrik van der Kraan (Schiedam, 13-10-1897) komt in 1930 met zijn vrouw en vier kinderen vanuit Delft, waar hij politieagent is, naar Zaandam. Hij zal tot begin 1944 in de Prins Hendrikstraat 130 wonen en verhuist daarna naar Amsterdam. Ook in Zaandam werkt Van der Kraan als agent. Hij is een blauwe maandag lid van de SDAP, maar kiest tijdens de bezetting voor de NSB. In zijn hoedanigheid als politieagent moet hij op 17 januari 1942 langs een aantal Zaandamse adressen waar joden wonen, met name op de Hogendijk. De personen op zijn looplijstje dienen die dag hun huizen te verlaten, met achterlating van bijna al hun bezittingen. Ze worden ‘geëvacueerd’ naar Amsterdam, waar ze moeten blijven tot hun deportatie naar Westerbork en vervolgens het vernietigingskamp.

Het is de eerste klus bij het uit de samenleving verwijderen van joden die Van der Kraan krijgt. Hij is overigens niet de enige. Die dag zijn er meer Zaandamse politieagenten in touw die de huizen van joden moeten verzegelen en hun sleutels in beslag dienen te nemen. Een paar van hen zullen later zelfs in de illegaliteit belanden en zich tot het uiterste inspannen om joodse levens te redden. Zo niet Van der Kraan.

In 1942 wordt hij geschorst bij de Zaandamse politie. Hij heeft een kolenhandelaar gedwongen om hem voor 2,50 gulden anthraciet te leveren, zonder bon. Zou de verkoper dat niet doen dan dreigt Van der Kraan hem een bekeuring te geven wegens prijsopdrijving. Het plan mislukt, omdat de handelaar de chantage meldt bij de hoofdcommissaris. Van der Kraan krijgt zijn congé. Hij kan vervolgens naar eigen zeggen alleen nog aan de slag bij de Zentralstelle für Jüdische Auswanderung. Deze in Amsterdam gevestigde instelling ziet toe op het uit Nederland verwijderen van alle joden.

In maart 1943 vertonen de jodendeportaties een dipje. Er wordt een Colonne Henneicke gevormd, zo genoemd naar haar leider Wim Henneicke. Een groep van enkele tientallen collaborateurs wordt vrijgesteld om op jodenjacht te gaan. Ze reizen het land door op zoek naar nog niet opgepakte, veelal ondergedoken joden. Daarbij wordt geen enkel middel geschuwd: verraad, marteling, beloningen en bedreigingen.

Van der Kraan ontpopt zich tot een van de fanatiekste jodenjagers die Nederland heeft gekend. Volgens een naoorlogs verslag brengt hij 143 joden naar de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam, de verzamelplaats waar de slachtoffers meestal terechtkomen alvorens naar Westerbork te worden afgevoerd. Het is een conservatieve schatting. Van der Kraan arresteert zeker 150 en waarschijnlijk nog wel meer joden en levert ze over aan de bewakers van de schouwburg. Ook ‘ariërs’ die worden verdacht van hulp aan joden zijn bij hem niet veilig. Zo verraadt hij in 1944 de schuin tegenover hem in de Prins Hendrikstraat wonende Geertruida Pel-Groot, die een anderhalf jaar oud joods meisje in haar huis verbergt, Marion Swaab. De weduwe Pel slaagt er nog wel in om het meisje te laten onderduiken bij familieleden, maar zelf wordt ze een jaar later in de gaskamer van Ravensbrück om het leven gebracht.

Ook de in Koog aan de Zaan ondergedoken Cora en Max van Praag ontkomen niet aan Van der Kraan. Tijdens de inval waarbij het echtpaar wordt aangehouden vinden de jodenjager en een collega ook nog de tijd om een horloge en 800 gulden achterover te drukken. Het tekent het totale gebrek aan scrupules bij Van der Kraan. 

In zijn boek Kopgeld beschrijft Ad van Liempt een ander voorbeeld van diens misdadige karakter: “Collega Van der Kraal [bedoeld wordt Van der Kraan, E.S.] brengt in september 1943 een flink aantal arrestaties op zijn naam dankzij een vaste tipgeefster, mevrouw D. Het is nogal een treurig geval. Ze is zelf niet joods, haar man wel en die is in Rhenen gearresteerd. Hij is weliswaar gemengd gehuwd en hoeft daarom niet te worden gedeporteerd, maar hij heeft zijn moeder laten onderduiken en haar aan valse papieren geholpen. Dat maakt hem strafbaar en daarom wordt hij op 31 augustus in de Hollandsche Schouwburg binnengebracht. Zijn vrouw wil er alles aan doen om hem vrij te krijgen, en ze neemt contact op met Van der Kraal, die twee huizen van haar vandaan woont, in de Waalstraat, Amsterdam-Zuid. [Hier lijkt Van Liempt zich te vergissen. Van der Kraan verhuist pas op 4 februari 1944 van Zaandam naar Amsterdam, E.S.] Daar weet Van der Kraal wel wat op: als mevrouw D. hem aan adressen van joodse onderduikers helpt, kan hij wel proberen iets voor haar man te doen. In de Berichte komen wel vijf gevallen van afgedwongen verraad door mevrouw D. voor. Eenmaal is er zelfs een joods gezin aangegeven dat mevrouw D. bij zich in huis heeft genomen – ze heeft ze 125 gulden vooruit laten betalen. Maar het helpt niets. Van der Kraal laat haar bungelen, ze zal, ondanks haar bruikbare tips, haar man nooit meer terugzien.”

Dat laatste geldt voor bijna alle slachtoffers van Van der Kraan en de andere medewerkers van de Colonne Henneicke, zo’n 8000-9000 joden. Hendrik van der Kraan groeit uit tot de grootste premiejager van de Zaanstreek – voor elke opgepakte jood vangt hij minstens 7,50 gulden – en een van de grootste in Nederland. Zoals de Duitse Hauptsturmführer Karl Wörlein (een van de oppermannen bij de Zentralstelle) in 1943 complimenteus over hem schrijft in een intern rapport: “Momenteel werkt Van der Kraan bij de groep die ondergedoken joden opspoort; hij heeft daarbij opnieuw bewezen dat hij bereid is zich in ieder opzicht voor de Duitse belangen in te zetten. “

Hendrik van der Kraan wordt in mei 1945 opgepakt en in november 1948 door het Bijzonder Gerechtshof ter dood veroordeeld. Dat wordt later omgezet in een levenslange gevangenisstraf. Hij sterft uiteindelijk in het Centraal Ziekenhuis voor het Gevangeniswezen te Vught, op 14 oktober 1955.

Op 17 januari 1942 werden de Zaandamse joden gedwongen om naar Amsterdam te verhuizen. Hendrik van der Kraan ging in de omgeving van de Russische buurt langs hun woningen om vast te stellen of de slachtoffers die dag daadwerkelijk vertrokken. Zijn bevindingen noteerde hij op een papiertje.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *