Katholieke kerk (1)

Liedje voor de heren Simonis en Gijssen, kinderliefhebbers:

Zij is een vrouw en zij is een vrouw
Ze wonen samen op een flat in Rotterdam, wat zou dat nou
De een heet Lies, de ander Jet
Een stel dat zich uitstekend redt
Goed katholiek en keurig net
Op vrijdag zelfs een viskroket
Ze slapen in hetzelfde bed
En af en toe dan doen ze het

Hij is een man en hij is een man
Ze zijn al jaren bij mekaar wat is daar voor bijzonders aan
Het is nou toch wel zonneklaar
Als zij dat willen doen ze maar
Al was er dan geen ambtenaar
Die sprak: “Nu bent u dus een paar”
Elk diertje z’n plezier nietwaar
Dat is voor niemand een bezwaar

Behalve in de ogen van zo’n klootzak als een Gijssen
Die man bekijkt de wereld met zo’n vrome, zure smoel
Omdat ‘ie zelf niet neuken mag meent ‘ie vol afgrijzen
Z’n medemens die anders is terecht te moeten wijzen
Met God tezamen op een stoel
Dat geeft een lekker machtsgevoel
Hij vindt ’t vast ontzettend fijn
Om roomser dan de Paus te zijn
Dus kijkt ‘ie op ’t mensdom neer
Als plaatsvervangend lieveheer
Alleen dat ‘lieve’ klopt allang niet meer

Hij is een vrouw en zij is een man
Dat is nog niet zo lang zo omdat dat de laatste tijd pas kan
Ze stichtten samen een gezin
Dat was wel moeilijk in ’t begin
Maar zij nam hem tot gemalin
En hij is nu haar hartsvriendin
Dus hielden ze de moed erin
En kreeg hun leven nieuwe zin

Dat geldt natuurlijk niet voor zo’n fanaat als die Simonis
Die predikt dat God liefde is, en vrede en geluk
Die man die denkt beslist dat hij nog beter dan Gods zoon is
Omdat ‘ie alles wat voor zijn begrippen ongewoon is
Bestempelt als onzedelijk
Dat vindt ‘ie zelf wel redelijk
Wie anders is heeft weinig kans
Hij wurgt ze met z’n rozenkrans
En trapt ze stevig maar devoot
Uit zijn humane Vikingboot
Degelijk en grondig in de goot

Maar ik ben een mens en jij bent een mens
Ook onder de verzamelnaam bekend als homo sapiens
De een wil dit, de ander dat
Hire vind je wat, daar laat je wat
Maar als een mens z’n ware aard
Z’n leven lang verbergen moet
Is de kerk geen stuiver waard
Al zeggen priesters ‘God is goed’
Want als je God als goed beschouwt
Vindt ‘ie ’t beslist niet fout
Wanneer je van een ander houdt

Elk geloof claimt dat ’t weet
Wat hun God eigenlijk bedoelt
Laat ze maar lullen
Laat ze maar lullen
Laat ze maar lullen en doe wat je voelt
Want ze weten dat hun macht
Alleen op dreigementen stoelt
Dus laat ze maar lullen
Laat ze maar lullen
Laat ze maar lullen
Laat ze maar lullen
Lullen, lullen, lu-lu-lu-lu-lullen
Lululululululululullen
Hmmhmm

(Robert Long – Homo sapiens, 1980)

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *